Mijn generatie is nog opgevoed met een heuse bankspaarpot. Deze spaarpot kreeg je als je een spaarrekening bij een bank opende. Mijn eerste spaarrekening heb ik op ongeveer negenjarige leeftijd bij de Vlaardingse Bondsspaarbank geopend.
Oerdegelijke spaarpot
Extra blij was ik, in mijn geval, met de knalrode metalen oerdegelijke spaarpot. Een prachtig exemplaar, met een heus solide slotklepje eronder dat natuurlijk alleen door de meneer van de bank geopend kon worden. En denk maar niet dat je het ingestopte geld er nog met een mes uit kon krijgen want in de gleuf, waarin het geld gedeponeerd werd, zaten metalen tandjes met erachter zo’n irritant veertje. Ik heb wat keren een ‘afgestaan’ kwartje of gulden tevergeefs geprobeerd eruit te krijgen.
Spaarbankboekje
Als klap op de vuurpijl kreeg je er van de meneer achter het houten loket bij het openen van de spaarrekening ook nog een mooi spaarbankboekje bij. Geen flodderig ding, maar een stevig exemplaar met een harde kaft zodat je er jaren mee vooruit kon. In dit boekje werd met sierlijke letters je naam geschreven en de stortingen uit de spaarpot genoteerd. De bankmeneer complimenteerde je met de storting en trots als een aap verliet je vervolgens de bank. Je voelde je de koning te rijk.
Eenmaal per jaar werd het rentebedrag er met dezelfde sierlijke letters en cijfers bijgeschreven
Gezien deze (voor velen) ‘historische’ achtergrond, is het dus helemaal zo gek nog niet dat Nederlanders bekend staan om hun bovengemiddelde spaarzin. Maar ja, inmiddels ben ik ruim vijftig jaar ouder en een heel stuk wijzer.
Geen spaarrekening maar een effectenrekening
In mijn werk als vermogensadviseur hoor ik ook andere verhalen van mijn klanten. Veel van hen werden door hun ouders of opa’s en oma’s indertijd gestimuleerd om verstandige financiële reserves op te bouwen voor later. Ook zij gingen naar dezelfde bankmeneer (want het was zelden een vrouw). Zij openden dan geen spaarrekening, maar een effectenrekening. Op deze rekening werden enkele aandelen van beursgenoteerde bedrijven gekocht. Deze bedrijven keerden aan trouwe aandeelhouders eenmaal per jaar dividend uit. Soms lag dit dividend onder en soms boven de rente die de bank op je spaarrekening uitkeerde. Regelmatig werd er een aandeel van hetzelfde of een ander bedrijf bijgekocht. Altijd zaten er wel aandelen in van wat nu heet: Royal Dutch Shell, Unilever en Philips.
Resultaten van sparen versus beleggen
Waarom was ik wijzer geworden? Ja, achteraf heb ik kunnen vaststellen dat ik het qua rendement na die vele jaren sparen slechter had gedaan dan de jongens en meisjes die al vroeg waren begonnen met beleggen.
De spaarders die op hun negende jaar waren gestart met omgerekend 100 euro per jaar, dit bedrag op hun veertiende verhoogden naar 500 euro en op hun achttiende vervolgens naar 1.000 euro per jaar, hadden bij de leeftijd van 25 een bedrag vergaard van 12.781 euro (uitgaande van een gemiddelde spaarrente van 3,7% per jaar). De beleggers hadden echter een eindresultaat van 16.598 euro. De beleggers hadden het dus voor een bedrag van 3.817 euro beter gedaan.
Totale inleg t/m 18e jaar | Resultaat op 25e jaar | Rendement | |
---|---|---|---|
Sparen | 10.500 euro | 12.781 euro | 21,7% |
Beleggen | 10.500 euro | 16.598 euro | 58,0% |
Ten opzichte van de totale inleg van 10.500 euro hadden spaarders 21,7% rendement gemaakt en beleggers 58,0%. En ja, dit was nog maar ‘kinderspel’. Laat staan als het ‘grote mensenwerk’ was geweest.